Waarom Prevent niet geschikt is voor het beoogde doel


Prevent heeft een roerige geschiedenis. Door het werk van meerdere instanties in de strijd tegen het extremisme te verankeren, was het bedoeld om mensen die zich zorgen maakten te markeren voordat ze hen van geweld zouden afleiden. Maar al snel kwamen de gebruikelijke culturele gevoeligheden naar voren. “Prevent was een beschermende crèche geworden voor ongelukkige tieners van wie het onwaarschijnlijk was dat ze ooit de wapens zouden opnemen”, aldus professor Ian Acheson van het Counter Extremism Project. “Deze afleiding en missie-griep – aangewakkerd door een niet te rechtvaardigen focus op extreemrechts extremisme – maakte het waarschijnlijker dat zeer gevaarlijke mensen door de kieren zouden vallen.”

De praktische werking van Prevent was al even zweverig. Voor sommigen in de rechtshandhaving werd Prevent weinig meer dan een poging om terrorismebestrijding te veranderen in een aanvulling op het maatschappelijk werk. Ik herinner me dat collega’s het als een strafbericht beschouwden, waarbij sprake was van het gebruikelijke politiegedoe rond prestatiecijfers. De meetgegevens waren gebaseerd op een vaag concept van ‘interventies’ – met voorspelbaar gemakkelijke resultaten.

Denk bijvoorbeeld eens aan een ontmoeting tussen ‘geloofsleiders’ en de politie op een plaats van aanbidding. Dat gold als een interventie. Een onthoofdingsvideo van YouTube verwijderen? Een interventie. Een melding indienen over een kind waarvan de leerkracht denkt dat hij/zij misschien een racist is? Een interventie die, denk ik, bekend zou zijn bij iedere gepensioneerde Stasi-officier. Punten betekenen prijzen, en in de moeilijk te kwantificeren wereld van terrorismebestrijdingsprestaties betekenen prijzen promotie. Ik denk dat de enige prijs die het waard is om te winnen de afwezigheid van geweld is, maar dat is waarschijnlijk de reden waarom ik op de ranglijst ben gebleven.

“Prevent is weinig meer geworden dan sociaal werk.”

Misschien was het onvermijdelijk dat een op prestaties gebaseerd systeem zich zou concentreren op extremisten op een laag niveau, degenen die een verwaarloosbaar risico met zich meebrengen. Maar als echte ‘lone wolf’-aanvallers notoir moeilijk te traceren zijn, laat staan ​​te vervolgen, kunnen ze duidelijk chaos zaaien. Denk aan mensen als David Copeland, de bommenwerper van admiraal Duncan, of aan de zelfstartende islamisten die de aanslagen op Westminster en London Bridge hebben gepleegd. Heeft de enorme hoeveelheid Prevent-onderwerpen, gevangen in de ‘beschermingscrèche’ die Acheson beschrijft, te veel extern werk voor de onderzoekers gecreëerd? Ik vermoed van wel.

Maar uiteindelijk heeft het maar half gelijk om Prevent de schuld te geven van Rudakubana. De wet is tenslotte ondergebracht in een diepgaande contra-extremistische industrie, die een groep academici, onderzoekers, denktanks en quango’s ondersteunt. Dat heeft het tot een hydra gemaakt, waarvan de hoofden te veel uit baardstrelende academici, deskundigen op het gebied van de identiteitspolitiek en bezoekers van seriële conferenties bestaan. In dezelfde geest is de aanpak van Prevent overdreven ‘door de commissie’ vormgegeven, wat een onnodige impact heeft op de manier waarop agenten omgaan met risicovolle onderwerpen. Tenminste als proefpersonen überhaupt willen meewerken: Prevent-verwijzingen zijn geheel vrijwillig. Ik zou zeggen dat de werkelijke waarde van het programma ligt in het verzamelen van inlichtingen, maar zonder actie is inlichtingen zinloos.

Kortom, het moet duidelijk zijn dat het succes ter plaatse komt, waarbij de politie de tijd en prikkels krijgt om met echte bedreigingen om te gaan. Eerlijk gezegd is de situatie niet hopeloos, zelfs niet ergens in het Parlement. Yvette Cooper, de minister van Binnenlandse Zaken, is een van de weinige ervaren operators in het verder sombere kabinet van Keir Starmer. Ik herinner me hoe haar als jong parlementslid een plaats in de prestigieuze inlichtingen- en veiligheidscommissie werd toevertrouwd. Als iemand in het kabinet weet wat er nodig is, is zij het. Tegelijkertijd zou Cooper ook slechter kunnen doen dan luisteren naar Jonathan Hall KC, de onafhankelijke beoordelaar van de regering op het gebied van de terrorismewetgeving. Hall wordt gerespecteerd en scherpzinnig en heeft een bewezen staat van dienst op het gebied van terrorismebestrijding. Hij heeft al nuttige suggesties gedaan over het vrijgeven van materiaal na de aanval aan het publiek en voerde aan dat agenten extra middelen nodig hebben om IEV aan te pakken.



Source link

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *