Het voorgestelde kader voor begeleid sterven zou het element van tijdsdruk wegnemen en de besluitvormingslast voor artsen wegnemen. In plaats daarvan zou ik mij, terecht, concentreren op de autonomie en waardigheid van de patiënt. Ik kan niet anders dan denken aan het tragische geval van de rechter, Sir Nicholas Wall, die op 71-jarige leeftijd, nadat de diagnose was gesteld van een zeldzaam geval van fronto-temporaalkwabdementie, ‘de wil om te leven verloor’ en zichzelf ophing onder zijn hoede. Hoewel ik geen persoonlijk belang heb bij de wet op de hulp bij sterven, geloof ik wel dat mensen in posities als Sir Nicholas – die, in zijn eigen woorden, “geen hoop voor de toekomst” in zichzelf konden vinden – het recht verdienen om kies een waardige dood.
Waarom zou iemand hiertegen zijn? Een deel van de reden is dat het debat over hulp bij sterven wordt afgeschilderd als een existentiële strijd tussen goed en kwaad; tussen degenen die de heiligheid van het leven waarderen, en degenen die bereid zijn het te vertrappen. En toch interpreteert deze manicheïstische manier van denken de realiteit van de huidige medische praktijk volledig verkeerd. In zijn hartstochtelijke kritiek op de wetgeving inzake hulp bij sterven in OnHerd eerder deze week betoogde Giles Fraser dat “de staat fundamenteel niet betrokken zou moeten zijn bij de doodszaken”. Maar de staat is, via de NHS, al nauw betrokken bij beslissingen over het levenseinde. De vraag is niet of deze beslissingen zullen worden genomen, maar hoe ze het beste kunnen worden genomen met menselijkheid, duidelijkheid en de juiste waarborgen.
“De vraag is niet of deze beslissingen zullen worden genomen, maar hoe ze het beste kunnen worden genomen met menselijkheid, duidelijkheid en de juiste waarborgen.”
Er zijn velen die beweren dat elk systeem van begeleid sterven vatbaar zou zijn voor misbruik door gewetenloze karakters die het gebrek aan mentale capaciteit van een patiënt willen uitbuiten. En toch is ons rechtssysteem goed thuis in het opmerken van subtiele vormen van dwang in vele contexten – van contractrecht tot strafrecht. Het zou voor iedereen moeilijk zijn om het voorgestelde systeem te omzeilen, dat een ongekend niveau van controle belooft. Ik verwacht dat elk twijfelachtig sterfgeval zal worden voorgelegd aan de Lijkschouwersrechtbank, de oudste in het land, voor een grondig onderzoek en, indien nodig, strafrechtelijke sancties. Dit niveau van toezicht zou ondenkbaar zijn bij de huidige beslissingen rond het levenseinde.
Een andere factor om in gedachten te houden is dat de kwaliteit van een afdeling spoedeisende hulp niet alleen wordt afgemeten aan het aantal levens dat we redden. Een even belangrijke maatstaf is de manier waarop we voor de stervenden zorgen. Momenteel breng ik te veel tijd door met oudere patiënten die een schaduw zijn van hun vroegere zelf; velen zijn incontinent, verward, strijdlustig en kunnen hun dierbaren niet langer herkennen. Mensen verdienen toch zeker een keuze over hun toekomstige lijden?
Ik heb in mijn tijd veel te veel slechte sterfgevallen gezien – vaak in gevallen waarin artsen de biologische functie in stand hielden lang voorbij het punt van een zinvol leven. Het wetsvoorstel voor begeleid sterven biedt een betere weg vooruit: niet door artsen in staat te stellen voor God te spelen, maar door individuen in staat te stellen weloverwogen keuzes te maken over hun eigen zorg rond het levenseinde, ondersteund door passende medische en juridische waarborgen. Hoewel de dood een onvermijdelijk onderdeel van het leven is, hoeft een onwaardige dood dat niet te zijn.