Ook is het merkwaardige parochialisme van de Britse spoorwegen niet louter beperkt tot technische kwesties of tot het consequent onvermogen om grote projecten op te leveren. Een voortdurend probleem van veel Britse treinreizigers is de slechte stiptheid en het gebrek aan informatie over vertragingen en andere problemen. Als u grote Londense treinstations passeert, ziet u af en toe senior managers van spoorwegmaatschappijen een ‘luistersessie’ ondergaan, waarbij passagiers worden uitgenodigd om vragen te komen stellen of hun frustraties te uiten. Hoewel ik de intentie en bereidheid van high-ups bewonder om het publiek te ontmoeten in plaats van het lastiggevallen stationpersoneel aan hun lot over te laten, is het moeilijk in te zien dat dit veel meer is dan cosmetisch. Aanhoudende onbetrouwbaarheid is een systeem- en cultuurprobleem, en er zijn andere landen, andere spoorwegexploitanten, die op dit gebied veel beter opereren dan Groot-Brittannië.
Dat blijkt duidelijk uit de statistieken. Uit de meest recente cijfers blijkt dat slechts ongeveer 80% van de Britse langeafstandstreinen op tijd arriveert. De Baltische staten, Scandinavië en de Lage Landen daarentegen genieten allemaal een percentage van 90% of hoger. Spanje en Oostenrijk zitten in hetzelfde schuitje, en zelfs Bulgarije, het armste land van de EU, beheert 89%. Verder weg zijn de Japanse spoorwegen beroemd om hun stiptheid: vertragingen van slechts een paar minuten, die Britse passagiers nauwelijks zouden merken, worden in Kyoto of Osaka als ernstige mislukkingen beschouwd. Hoe de Japanners dit precies bereiken is onduidelijk, maar het lijkt een combinatie te zijn van krachtige culturele normen rond service en uitmuntendheid, en een veeleisende managementstijl waarbij individuen rigoureus ter verantwoording worden geroepen.
Eerlijk gezegd zijn er verhalen geweest over onderzoeksmissies in het buitenland door Britse spoorwegbazen en politici. Wijlen John Prescott bezocht Japan tijdens zijn tijd als minister van Transport. Leidinggevenden van Avanti West Coast, het bedrijf dat momenteel de West Coast Main Line exploiteert en voor 30% eigendom is van Trenitalia, zouden Italië hebben bezocht voor overleg, terwijl Britse functionarissen ook de Scandinavische landen bezochten om de spoorwegactiviteiten daar te bespreken.
De moeilijkheid hier is het vertalen van nuttige observaties naar concrete verbeteringen. Maar dat zou serieuze veranderingen in mentaliteit, houding en werkpraktijken vereisen; Er kan zeker niet worden beweerd dat technische barrières een onoverkomelijk probleem vormen. Denk eens aan wifi, waarbij uit een recent rapport blijkt dat Groot-Brittannië een van de slechtste toegangen aan boord ter wereld heeft. Omdat ik met de trein heb gereisd, kan ik dit volledig geloven. Maar andere spoorwegen, waarvan vele op plaatsen die we ooit als minder welvarend of geavanceerder hebben beschouwd dan wijzelf, bieden vanzelfsprekend eersteklas internet. Oost-Europese landen, die pas de afgelopen twee tot drie decennia echte welvaart hebben ervaren, hebben niet de tijd gehad om zelfgenoegzaam te worden over hun rijkdom en comfort. Zij begrijpen dan ook de noodzaak om te blijven ontwikkelen en innoveren op het gebied van infrastructuur en dienstverlening.
“Spoorwegen op plaatsen die we ooit als minder welvarend of geavanceerder beschouwden dan wijzelf, bieden vanzelfsprekend eersteklas internet.”
Niet dat alle Britse spoorwegproblemen technisch van aard zijn. Treinreizigers die lange afstanden afleggen in bijvoorbeeld Italië zullen de hoge kwaliteit van het aangeboden voedsel ongetwijfeld opmerken. Op de Trenitalia-menu’s wordt reclame gemaakt voor ‘lichte recepten boordevol smaak’ en gerechten gemaakt door culinaire grootheden als Carlo Cracco. In de praktijk omvat dat alles: van salades en charcuterie tot bier, bubbels en verse Illy-koffie. Het staat ver af van de lauwe worstenbroodjes en voorverpakte sandwiches die typisch zijn voor de Britse spoorwegen, maar het zou toch niet onmogelijk moeten zijn om in een treinkombuis een fatsoenlijke Engelse maaltijd te bereiden.
Andere voorzieningen zijn elders ook duidelijk beter. Finland biedt bijvoorbeeld speelruimtes in sommige rijtuigen. Dat zou uiteraard nuttig zijn in Groot-Brittannië, vooral als de kinderopvang zo duur is. Hoe het ook zij, het introduceren van zulke voordelen zou niet zozeer een sprong in de technologie vergen als wel een mentaliteitsverandering, een openheid om te leren en te ontwikkelen, in plaats van een ‘computer zegt nee’-aanname over hoe dingen worden gedaan.