Veel progressieven zijn het daar niet mee eens en wijzen op de racistische quotasystemen achter de twintigste-eeuwse beperkingen op migratie. En het is waar dat de Johnson-Reed Act van 1924, die de migratie met meer dan 80% terugdrong, onverdraagzame rechtvaardigingen had die overeenkwamen met de meer intolerante opvattingen van die tijd. Maar racistische overtuigingen uit het verleden mogen niet als wapen worden gebruikt om op oneerlijke wijze te pleiten tegen de rasneutrale immigratiewetten van het heden. Het migratieniveau kan over de hele linie worden verlaagd en een op verdiensten gebaseerd systeem hoeft geen etnische component te hebben. Grensbeveiliging mag geen rekening houden met ras of etniciteit.
Het is deze gevaarlijke samensmelting van laissez-faire migratiebeleid en antiracistisch activisme die grote schade heeft aangericht onder links. In reactie op de eerste regering-Trump hebben veel liberalen onbeperkte migratie klakkeloos als een progressieve waarde omarmd. Dergelijke opvattingen vergrootten de afstand tussen links en de arbeidersklasse alleen maar.
Links lijkt vrijwel vergeten wie er achter de schermen aandringt op minder immigratiebarrières. De fastfoodgiganten, industriële belangen uit de landbouwindustrie, slachthuizen en andere zakengroepen lobbyen om nieuwe werknemers op strikt economische basis te importeren. Bedrijfsleiders vertrouwden op de regering-Biden om de migratiestroom de afgelopen vier jaar te vergroten en zo wat zij eufemistisch ‘’loon inflatie” – zakelijke argumenten voor hogere lonen gewonnen door krappe arbeidsmarkten. Silicon Valley heeft intussen zijn eigen immigratielobby-bonanza verdedigd in een poging computerprogrammeurs met lagere lonen naar de Amerikaanse kusten te halen.
“Links lijkt bijna vergeten wie er achter de schermen aandringt op minder immigratiebarrières.”
De meeste reguliere democraten, waaronder Joe Biden, zongen ooit een ander deuntje en erkenden het verband tussen het bedrijfsleven en massamigratie. In 2006 was Biden eerder campagne gevoerd over het bouwen van een nieuw grenshek en het aannemen van nieuwe wetten om “Amerikaanse werkgevers te straffen die willens en wetens de wet overtreden wanneer ze illegalen in dienst nemen”.
Maar de verschuiving van hun traditioneel harde standpunt viel samen met de veranderende demografie van de partijbasis, vooral de kern van stedelijke, goed opgeleide professionals – die doorgaans economisch profiteren van massamigratie. Als u een goed opgeleide witteboordenwerker bent, is het onwaarschijnlijk dat u te maken krijgt met directe economische concurrentie met een migrant uit Venezuela of Afghanistan. In de meeste gevallen profiteert u van de lagere lonen van geïmmigreerde Uber-chauffeurs, dienstmeisjes en keukenpersoneel in de vorm van goedkopere goederen en diensten. En de kans is klein dat je met migranten gaat concurreren om een beperkt aantal plekken in een daklozenopvang of in de rij bij de voedselbank.
Deze verschuiving werd alleen maar versneld door de komst van Trump. In 2017 begonnen linkse politici zich reflexmatig te verzetten tegen alles wat Trump steunde, zelfs als deze ideeën in overeenstemming waren met de traditionele democratische beleidsprioriteiten. Ze begonnen bijvoorbeeld met het ontmantelen van routinematige immigratiehandhavingsmechanismen, zoals het 287(g) lokale wetshandhavingsprogramma, opgezet door eerdere Democratische presidenten, waardoor de handen van de regering-Biden werden gebonden.